Dialoog over de toekomst van radioactief afval
Bij diepe of geologische berging wordt het afval enkele honderden meters onder de grond afgezonderd in een geschikte, stabiele aardlaag. Het radioactief afval wordt bovendien omhuld in bijvoorbeeld metalen en betonnen mantels die gedurende de eerste periode van enkele duizenden jaren het afval insluiten.
Het is de combinatie van de kunstmatige barrières (onder meer beton en metaal) en de natuurlijke barrières (het gastgesteente) die zorgt voor afscherming van het afval gedurende honderdduizenden tot een miljoen jaar van de biosfeer (het gedeelte van de aarde waar leven mogelijk is).
Diepe of geologische berging wordt gezien als een eindbestemming die op een ‘passieve manier’ het radioactief afval langdurig afschermt van mens en milieu. Met passief bedoelen we dat de veiligheid op lange termijn niet afhankelijk is van verder menselijk toezicht of ingrijpen.
Actief toezicht is enkel nodig zolang het afval in de installatie wordt ingebracht en zolang de galerijen niet worden afgesloten. Na afsluiting zou de geologische berging voor de volgende generaties geen lasten of verplichtingen meer met zich mee mogen brengen.
Geologische berging biedt volgens NIRAS drie niveaus van bescherming:
Het Internationaal Atoomenergieagentschap (IAEA) stelt dat langlevend laag- en middelactief afval geborgen moet worden in stabiele geologische formaties op enkele tientallen tot honderden meters diepte. Hoogradioactief afval (dat warmte afgeeft) moet op enkele honderden meters diepte of meer worden geborgen.
Deze twee afvalcategorieën kunnen ook in een gemeenschappelijke berging worden ondergebracht (zoals ook NIRAS voorstelde in haar Afvalplan uit 2011), maar dan wel op enkele honderden meters diepte en met inachtneming van de specifieke kenmerken van het afval.