Dialoog over de toekomst van radioactief afval
Heel wat landen met uit dienst genomen of nog operationele kerncentrales hebben plannen – in diverse stadia van uitvoering - om hun hoogradioactief en/of langlevend afval onder te brengen in een diepe berging. Sommige van deze landen hebben al ervaring opgedaan met de berging van kortlevend, laag- en middelradioactief afval. Een overzicht van de situatie begin 2023.
Zuid-Korea exploiteert sinds 2015 een geologische berging voor laag- en middelactief afval. Het afval wordt opgeslagen in kristallijn gesteente op een diepte van 80 tot 130 meter.
Voor het zoeken naar een eindbestemming voor verbruikte splijtstof (hoogradioactief en warmte-afgevend afval) heeft de Zuid-Koreaanse regering in mei 2016 aangekondigd dat ze van plan is om tegen 2028 een locatie te selecteren via een participatief proces. Ze wil de site in gebruik nemen rond 2053. De Zuid-Koreaanse regering sluit de deur echter niet voor geologische berging in een gemeenschappelijke multinationale bergingsfaciliteit.
De Verenigde Staten exploiteren sinds 1999 een geologische berging voor middelactief en langlevend militair afval (afkomstig van onderzoek en productie van kernwapens) in de Waste Isolation Pilot Plant (WIPP) nabij Carlsbad in de staat New Mexico. Deze berging is in zoutgesteenten gebouwd op een diepte van 650 meter.
In februari 2014 gebeurden er 2 incidenten: een ondergrondse brand van een vrachtwagen op 5 februari en het openbarsten van een vat met radioactief afval op 14 februari. Deze incidenten hebben geleid tot de tijdelijke sluiting van de berging.
Door het nucleaire incident van 14 februari kwamen er radioactieve stoffen vrij waarvan een beperkt gedeelte zich via ondergrondse tunnels en de 660 meter diepe toegangsschacht heeft verspreid naar de bovengrondse omgeving van de site. Afhankelijk van de bron liepen 13 of 21 bovengrondse werknemers een lichte radioactieve besmetting op. De ontsmetting van de bergingssite nam drie jaar in beslag en de kostprijs liep op tot een half miljard dollar. Vanaf januari 2017 ontvangt de WIPP-berging opnieuw radioactief afval.
In 1987 koos de Amerikaanse overheid de Yucca Mountain-regio in Nevada uit (140 km ten noordwesten van Las Vegas) als geologische bergingssite voor C-afval en voor verbruikte splijtstoffen uit alle Amerikaanse kernreactoren. Gaandeweg riep de Yucca Mountain Nuclear Waste Repository weerstand op bij zowel het publiek, de Shoshone (de oorspronkelijke bewoners van de regio) als nationale en lokale politici. In 2011, tijdens de regeerperiode van Obama, werd de federale financiering van het project stopgezet omwille van politieke redenen.
Momenteel wordt gewerkt aan een nieuwe strategie voor het langetermijnbeheer van hoogactief afval. Daarbij wordt gepleit voor geologische berging op een locatie die in overleg met de plaatselijke gemeenschappen wordt gekozen volgens een progressieve aanpak (Consent Based Siting).
Finland exploiteert sinds 1992 en 1998 twee geologische bergingsinstallaties voor respectievelijk laag- en middelactief afval. De installaties zijn uitgegraven in kristallijn gesteente op een diepte van 60 tot 100 meter in Eurajoki (voor het laagactief afval) en op 120 meter in Loviisa (voor het middelactief afval).
Daarnaast bouwt Finland een geologische berging in galerijen bedoeld als eindbestemming voor verbruikte splijtstoffen. Er werd gekozen voor een berging in een kristallijn gesteente, op een diepte van 400 tot 450 meter, eveneens nabij het stadje Eurajoki in het zuidwesten van Finland. De vergunningsaanvraag voor de oprichting werd eind 2012 ingediend en werd in november 2015 door de Finse regering uitgereikt. De bouw van de bergingsinstallatie ging van start in 2017. De ingebruikname van de bergingsinstallatie voor verbruikte splijtstoffen is gepland voor 2023. Daarmee is het Finse bergingsprogramma voor verbruikte splijtstoffen het verst gevorderd van alle landen wereldwijd.
Hongarije exploiteert sinds 2012 een geologische berging voor laag- en middelactief afval in kristallijn gesteente op een diepte van 200 tot 250 meter.
Volgens de huidige wetgeving moet hoogradioactief afval, met inbegrip van verbruikte splijtstof, worden ondergebracht in een geologische bergingsinstallatie. Het selectieproces voor de locatie is aan de gang. De gekozen gastformatie is de Boda-kleiformatie (regio Mecsek). De selectie van de locatie is gepland voor 2032 en de ingebruikname van de bergingsfaciliteit in 2065.
Zweden exploiteert sinds 1988 een geologische bergingsfaciliteit voor laag- en middelactief afval nabij de kerncentrale van Forsmark. De ondergrondse faciliteit is uitgegraven in kristallijn gesteente op een diepte van 50 tot 100 meter onder de zeebodem en gelegen op een kilometer van de kust nabij de stad Östhammar.
In Zweden worden verbruikte splijtstoffen als afval beschouwd. Deze zullen op ongeveer 500 meter diepte geborgen worden in een kristallijne formatie op dezelfde site nabij de kerncentrale van Forsmark. De vergunningen voor de oprichting van deze bergingsinstallatie zijn grotendeels afgerond en de Zweedse regering heeft op 27 januari 2022 toestemming gegeven voor de bouw van de geologische bergingsinstallatie. De site zal naar verwachting niet voor 2030 in gebruik worden genomen.
Duitsland heeft in het verleden twee verlaten zoutmijnen gebruikt om er laag- en middelactief afval te bergen, respectievelijk van 1967 tot 1978 in Asse en van 1971 tot 1998 in Morsleben. Deze exploitaties moesten definitief worden stopgezet. Asse was veeleer een experimentele berging en was nooit een vergunde installatie, Morsleben werd nog vergund onder Oost-Duitse regelgeving.
Er werd in beide gevallen gebruik gemaakt van bestaande ondergrondse holtes zonder toepassing van een systeembenadering (die vandaag internationaal is aanbevolen). Met name in Asse vertoonde de mijn, die het statuut van experimentele bergingsinstallatie had, ernstige stabiliteitsproblemen en insijpeling van water. Er worden nu plannen gemaakt om het afval vanaf 2033 terug op te halen. Momenteel schatten de betrokken partijen de kosten voor de voorbereiding van het terughalen op ongeveer 3,35 miljard euro. Het bedrag omvat de uitgaven voor het openhouden van het terrein en de uitvoering van de nodige voorzorgsmaatregelen om het afval op een veilige manier te kunnen terughalen. De totale kosten voor het terughalen en verwerken van het radioactief afval zijn momenteel onmogelijk te voorspellen evenals de kosten voor de ontmanteling van de Asse-mijn nadien.
Duitsland bouwt wel aan een geologische berging in de galerijen van de gewezen Konrad-ijzerertsmijn (kalksteen onder een kleidek) in Salzgitter (Nedersaksen) voor zijn niet-warmte-afgevend langlevend afval. Vanaf 2028 zal worden begonnen met de definitieve berging van laag- en middelactief afval op een diepte tussen 800 en 1.300 meter.
De zoektocht naar een bergingsplaats voor hoogactief afval en verbruikte splijtstof is al tientallen jaren onderwerp van hevige controverse. Sinds 2017 is een nieuwe procedure opgestart voor de keuze van een locatie. Deze procedure verloopt in een aantal fasen en moet tegen 2031 uitmonden in een definitieve selectie van de locatie. Duitsland verwacht de site in gebruik te nemen in 2050.
In Frankrijk wordt het beheer van radioactieve stoffen en afval geregeld door drie wetten: de wet-Bataille van 30 december 1991 betreffende het onderzoek naar het beheer van radioactief afval, de Afvalwet van 28 juni 2006 betreffende het duurzame beheer van radioactieve stoffen en afval en de Wet-Cigéo van 25 juli 2016 tot vaststelling van de voorwaarden voor de oprichting van een omkeerbare geologische berging voor hoogradioactief en/of langlevend afval (Cigéo-project).
De afvalwet schrijft de geologische berging van dit afval voor in een geologische laag die is onderzocht in een ondergronds laboratorium. Dit laboratorium bevindt zich in de Callovo-Oxfordische kleilaag in Bure, ongeveer 75 km ten westen van Nancy.
De Cigéo-wet vereist verder dat de berging gedurende ten minste 100 jaar omkeerbaar is en dat een industriële proeffase wordt opgezet om tests op ware grootte uit te voeren voordat de berging volledig in gebruik wordt genomen. Zeer recent heeft Andra, de Franse organisatie verantwoordelijk voor het beheer van radioactief afval een vergunningsaanvraag ingediend voor de bouw van Cigéo. Het tijdschema voorziet in de start van de industriële proeffase na 2025 en de bergingsfase rond 2035.
In september 2022 heeft Nagra, de Nationale Genossenschaft für die Lagerung radioaktiver Abfälle, de locatie Nördlich Lägern ten noorden van Zurich voorgesteld als geologische bergingssite voor radioactief afval. Nördlich Lägern werd gekozen op basis van de kwaliteit van het gesteente, de geboden veiligheidsgaranties en omdat het de grootste flexibiliteit biedt voor de ondergronds inrichting ervan. De site zal zich bevinden in Opalinus Klei die in principe geschikt wordt geacht voor berging van alle types radioactief afval. Nagra verwacht de nodige vergunningsaanvragen in 2024 in te dienen. Goedkeuringen worden verwacht tegen 2030 waarna facultatief een referendum wordt gehouden. Naar verwachting wordt de site in 2050 in gebruik genomen.
In Canada zijn afvalproducenten en -eigenaars verantwoordelijkvoor de financiering, de organisatie, het beheer en de exploitatie van de faciliteiten die nodig zijn om het radioactief afval te bergen. Er zijn twee afzonderlijke projecten ontwikkeld om radioactief afval geologisch te bergen.
Het eerste project, dat momenteel loopt, is erop gericht de verbruikte splijtstof in een geologische berging onder te brengen. Het beheer van deze verbruikte splijtstoffen wordt uitgevoerd door de Nuclear Waste Management Organisation (NWMO), opgericht in 2002 door de afvalproducenten en -eigenaars overeenkomstig de wet inzake kernbrandstofafval. In 2007 heeft de federale regering het door de NWMO voorgestelde langetermijnbeheerplan voor verbruikte splijtstof goedgekeurd. Het plan, Adaptive Phased Management (APM) genoemd, is het resultaat van 3 jaar dialoog met deskundigen en het grote publiek en bestaat zowel uit een technisch concept als uit een gefaseerd beheersysteem met expliciete beslissingspunten. De selectie van een geologische bergingssite is in mei 2010 begonnen. Meer dan twintig gemeenschappen toonden aanvankelijk belangstelling voor het project. De NWMO heeft dit aantal geleidelijk teruggebracht. Vandaag zijn nog twee gemeenschappen en locaties in de running. De definitieve selectie van de locatie is gepland voor 2024 en de bergingsinstallatie zou tussen 2040 en 2045 in gebruik worden genomen.
Het tweede project betrof de berging van laag- en middelactief afval in kalksteen onder een kleilaag op een diepte van 680 meter in Kincardine, Ontario. De aanvraag voor de bouw van de installatie, die in april 2011 bij de federale toezichthouders werd ingediend, werd in mei 2020 officieel ingetrokken nadat een lokale First Nations-gemeenschap haar veto over het project had uitgesproken. Er wordt nu gewacht op de publicatie van het herziene federale beleid inzake radioactief afval alvorens een nieuw project wordt ontwikkeld.
Japan heeft in 2000 gekozen voor geologische berging van hoogactief afval. Deze keuze werd in 2007 uitgebreid tot langlevend laag- en middelactief afval. Het nationale geologische onderzoek, dat eind juli 2017 is gepubliceerd, verdeelde de Japanse gemeenten onder in verschillende categorieën afhankelijk van hun potentieel om een geologische berging voor hoogradioactief afval op een diepte van 300 meter te herbergen. Deze studie diende als basis voor de maatschappelijke dialoog en het selectieproces in drie fasen. Twee gemeenten, Suttsu en Kamoenai, hebben inmiddels belangstelling getoond om thuishaven te zijn voor een bergingssite. De definitieve selectie van een locatie wordt verwacht in 2025, met het oog op de ingebruikname van de bergingsfaciliteit in 2035.
Het Verenigd Koninkrijk heeft in 2006 gekozen voor geologische berging voor het langetermijnbeheer van middelactief en hoogactief afval, zonder een voorkeur voor een bepaalde gastformatie uit te spreken. Na een eerste mislukte locatiekeuze heeft de regering een nieuwe aanpak ontwikkeld voor maatschappelijke participatie gebaseerd op transparantie en veelvuldig openbaar overleg. Het selectieproces voor locaties, gebaseerd op geologische criteria en de wil van de gemeenschappen, werd eind 2018 opnieuw opgestart. In 2021 en 2022 werden 4 communautaire partnerschappen gevormd, elk gekoppeld aan een onderzoeksgebied. De selectie van een locatie wordt pas over 15 tot 20 jaar verwacht.
Slowakije kiest voor een ondergrondse berging van hoogactief afval en verbruikte splijtstof in een faciliteit in Slowakije (prioritaire optie) of in een gedeelde multinationale opslag. De twee geologisch meest veelbelovende gebieden worden nu onderzocht. Het tijdschema voorziet in de selectie van een locatie rond 2030 en ingebruikneming na 2065.
Tsjechië is van plan een geologische bergingssite te ontwikkelen voor zijn hoogactief afval, verbruikte splijtstof (indien beschouwd als afval) en afval dat niet kan worden opgeslagen in bovengrondse faciliteiten. De selectieprocedure voor de locatie werd van 2005 tot 2009 onderbroken wegens tegenstand van het publiek. De selectieprocedure is eind 2014 opnieuw gestart, waarbij rekening is gehouden met negen regio's met kristallijn gesteente als gastformatie. In juni 2020 werden 4 van deze regio's geselecteerd op basis van 13 belangrijke criteria. De selectie van de locatie is gepland voor 2030 en de inbedrijfstelling van de bergingsinstallatie in 2065.
In Nederland heeft de overheid al in 1984 een voorkeur uitgedrukt voor geologische berging maarheeft wel aan de Centrale Organisatie voor Radioactief Afval (COVRA) opgedragen om het radioactief afval voor minimaal 100 jaar op te slaan, voordat ze kan overgaan tot eindberging. De stelling is dat Nederland weinig radioactief afval produceert en voldoende tijd nodig heeft om een berging te bekostigen. Tegelijk geeft een wachtperiode van 100 jaar de tijd aan Nederland om te leren van de ervaring van anderen en/of eventueel uit te kijken naar nieuwe oplossingen die een impact hebben op berging.
Spanje heeft gekozen voor geologische berging van hoogactief afval en verbruikte splijtstof na gecentraliseerde opslag gedurende 60 jaar. De ministerraad keurde in 2012 de selectie van de stad Villar de Cañas goed voor de bouw van het gecentraliseerde opslagcentrum (Almacén Temporal Centralizado, ACT). Dit project is in 2018 door de regering echter opgeschort.
Het ontbreken van een opslagcentrum heeft geleid tot financiële boetes die Spanje aan Frankrijk moet betalen wegens overschrijding van de geplande opslagtijd in Frankrijk voor bepaalde Spaanse afvalstoffen.
Een nieuw plan voorziet opnieuw in 60 jaar opslag van hoogactief afval en verbruikte splijtstof in een gedecentraliseerde faciliteiten, gevolgd door berging in een operationele geologische bergingsinstallatie vanaf 2073. Op dit ogenblik herdefinieert en herstart Spanje zijn programma voor geologische berging.
Slovenië heeft in 2016 gekozen voor geologische berging van het hoogradioactief afval en de verbruikte splijtstof van de kernreactor waarvan het samen met Kroatië eigenaar is. De bergingsplaats zal waarschijnlijk in Slovenië of Kroatië liggen, maar beide landen staan ook open voor een multinationale opslag die met andere landen wordt gedeeld. Slovenië overweegt ook de optie van berging in diepe boorgaten.
Samenvattende tabel: